“IK PROEFDE EN DACHT: DIT IS HET LEKKERSTE DAT IK OOIT HEB GEHAD.”
‘Het was ergens vorig jaar januari of februari, het was koud en ik was niet blij. Ik wilde de hele avond binnen blijven. Toen zei mijn vriend Kasper: Kom, we gaan naar buiten. Met tegenzin ben ik mee gegaan naar het café. Daar bestelden we voor de grap jenever. We waren chagrijnig en baldadig. Dus dat ging zo van: ach, doe ook maar jenever. Ik dacht dat het een ouwe lullendrankje was, maar volgens Kasper was het heel lekker. Ik proefde het en dacht: dit is het lekkerste dat ik ooit heb gehad.
Jenever heeft iets warms, iets winters ook. Voor mij is het ‘t perfecte drankje voor als het buiten regent of sneeuwt, voor als het slecht weer is. Ik drink het wanneer ik zin heb en als ik voorgelezen heb met de Dichtclub, het liefst in combinatie met een biertje: het biertje voor de dorst, jenever voor de smaak. De Dichtclub is een groep dichters in en rond Groningen, die elke eerste woensdag van de maand voordragen in Kroeg van Klaas. Een glaasje jenever is dan mijn beloning.
Sinds ik jenever drink, heb ik meer oog voor mooie borrelglaasjes, ik heb er een stuk of tien, zeshoekige en ook een paar met fruitprintjes rondom. Het mooiste is het glaasje van mijn opa, met een gouden randje. Toen mijn vader hoorde dat ik jenever drink, zie-ie: Ik heb nog wel een glaasje voor je en gaf me het glaasje van opa. Ik drink er niet uit, omdat ik nogal klunzig ben en ik wil niet dat er iets mee gebeurt. Laatst zag ik ergens zo’n heupflacon. Ik stond bij de kassa en dacht: ik weet niet of dat wel kan, hoor.’
Tekst: Lieke van den Krommenacker
Beeld: Nienke Maat